de Nieuwe tijd
De heren
Het huys heeft door de tijd hen vele eigenaren gekend. Vanaf het begin in de Late Middeleeuwen tot aan het begin van de 18e eeuw gaat het goed. In het overzicht ziet u de eigenaren welke bekend zijn uit de historische bronnen. De heren breiden het huys verschillende keren uit. In een aantal gevallen is dit noodzakelijk vanwege brand of vanwege oorlogsschade. Vanaf de 18e eeuw nemen de schulden toe. Als gevolg daarvan wisselt het huys steeds sneller van eigenaar. Het gaat in de laatste fase om aangetrouwde leden van de familie Ripperda.
Frederik I van Twickelo.
Van Twickelo’s geboortedatum is onbekend. Hij stierf in 1545. Zijn puntgave grafsteen is ook heden ten dage nog te bewonderen in de oude Blasius te Delden. Frederik was een onecht van Johan van Twickelo en Adriana van de Ruttenberg. Hij werd Karel V gelegitimeerd als zoon. Van Twickelo had een goede band met Karel de V. Deze benoemde hem als bevelhebber over zijn legertroep te Friesland.
Dat Frederik en moedig man was kunnen we opmaken uit het feit dat hij binnen Overijssel de laatste man is die op het slagveld geridderd werd. Zin koenheid is ook nog uit een andere situatie op te maken. Frederik was verwikkeld in en conflict met hertog Karel van Gelre. Karel van Gelre voerde oorlog tegen Karel V om status en grond.
Tijdens de zogenaamde Zwolse oorlog in 1522 verdedigd van Twickelo Coevorden met hand en tand. Uiteindelijk moet hij opgeven waarna hij een jaar lang vast wordt gezet in Arnhem. Ook na zijn detentie blijft de hertog boos op van Twickelo. Dit komt tot uitting in het platbranden van diens bezittingen. Tijdens de opgraving van het huys zijn hier vermoedelijk aanwijzingen voor gevonden. De vernieling van zijn eigendommen moet van Twickelo veel geld hebben gekost. Hij blijkt echter over financiele reserves te beschikken omdat hij het huys veel grootser en mooier laat herbouwen.
Brandschade op bouwmateriaal gevonden te huys Hengelo. De resten zijn nadien in het laboratorium onderzocht. Het onderzoek heeft een datering aan het begin van de 16e eeuw opgeleverd.
Willem Ripperda
Een andere grote heer van Hengelo is Willem Ripperda. Hij leefde tussen circa 1600 en 1669. Hij was een zoon van Unico Ripperda I. Zijn vader had het huys overgekocht van de familie van Twickelo in 1615 en nadien waarschijnlijk grondig verbouwd. In 1633 trad Willem toe tot de ridderschap. Dit ging niet zonder slag of stoot. In een tijd dat status en eer zeer belangrijk was werd hij ervan verdacht een edele vermoord te hebben. Geruchten waren al genoeg om niet toegelaten te worden tot het ridderschap. Daarnaast zal het ook niet geholpen hebben dat zijn vader in 1618 uit het drostschap werd gezet vanwege vermeende losbandigheid.
Het lukt Willem echter toe te treden, waarna zijn ster snel stijgt. In 1646 mag hij als onderhandelaar namens de provincie Overijssel deelnemen aan de vredesonderhandelingen tussen de Nederlanden en Spanje. Uiteindelijk monden de besprekingen uit in de vrede van Münster. Hier wordt onderhandeld. Willem mag als delegatielid zijn handtekening onder het verdrag zetten. Het moment wordt vereeuwigd op een schilderij. De historische bronnen noemen Willem een rijk man. Deelname aan de onderhandelingen kosten hem namelijk veel geld.
Groots portret
In de periode na de ondertekening laat Willem een groots portret van zichzelf en zijn familie maken. Willem staat verkleed als Romein naast zijn vrouw en daarnaast de vele kinderen. Boven het schilderij zweven de inmiddels gestorven kinderen als engeltjes rond. Dit schilderij is gemaakt door de schilder J.P. van Wijk. Overigens zijn er vergeleken met andere eigenaren relatief veel afbeeldingen overgeleverd van Willem en ook zijn familieleden. De afbeeldingen maken zijn verhaal nog persoonlijker.
Het landgoed Huys Hengelo was een lust voor het oog. Daartegenover staat dat hij de bruidsschat voor zijn dochter Aleida Elisabeth betaalde en verder liet hij na zijn dood grote schulden achter, waardoor zijn zoon bezit moest verkopen.Persoonlijk was het volgens de bronnen ook niet zo’n beste man. De vrije Hengeloërs uit het dorp behandelde hij als slaaf. Zo moesten ze in de winter ijs voor hem breken of in de zomer het riet rond de gracht snijden . Uiteindelijk namen de mensen het niet meer en begonnen ze een juridische zaak tegen hem. Het complete verhaal is te lezen in de laatste periodiek van het historisch museum, welke bij mijn collega te verkrijgen is.
Waar de opkomst van de Spanjaarden opkomt onder van Twickelo, komt er een einde aan deze heerschappij onder Willem Ripperda. Naast binnen Hengelo spelen beide heren zo ook een belangrijke rol voorafgaand aan het ontstaan van de Nederlanden.
Havezate en twee voorgangers
De oudste fase is vermoedelijk tijdens de opgraving deels teruggevonden onder de zuidmuur van de jongere havezate. Nog iets later wordt er niet alleen oogst in opgeslagen maar resideert ook de lokale heer in het gebouw. De complete oogst van de gemeenschap wordt daarmee door een centrale persoon beheerd. In latere tijden wordt de oogst omgezet in pacht, welke de heer als vergoeding ontvangt.
Ten aanzien van de locatie is het interessant dat ter Kuile ten oosten van de havezate een kruis aantekent op de plaats waar hij meent dat die hof gestaan heeft . Het kruis is gezet tussen twee grachten in. Tijdens de opgraving worden de resten van deze tweede spieker tussen jongere bouwresten op het kasteeleiland teruggevonden.
Net als de oudste fase had ook dit gebouw een vierkante vorm. Waarschijnlijk heeft op het dak van één van de spiekers een eigenaardig rood dakruiterbeeldje gestaan. Het beeldje dateert uit de veertiende eeuw en is een unicum binnen Oost-Nederland. Waar dit type beeldjes met name in Vlaanderen worden gevonden, zijn er binnen Nederland slechts drie voorbeelden bekend.
Al eerder sprak ik over de vernielingen die de hertog van Gelre verordonneerde tegen Frederik van Twickelo. De vernieling wordt aangehaald in het markeboek en verder uit een getuigenis op papier door de richter Otto Meyling in 1577. Eerder gaf ik aan dat ook de vondsten uit 1995 bewijzen lijken aan te dragen voor deze vernieling.
Tijdens de nieuwbouw wordt het gebouw iets verplaatst en verder wordt het gebouw groter en imposanter. Er wordt een plaats in gebruik genomen die in omvang ongeveer 25 bij 25 meter meet.
Het gebouw wordt gefundeerd op palen waarboven planken worden gelegd. Daar weer boven worden de keermuren geplaatst. De muren zijn wel één meter dik en bestaan uit oranjerode bakstenen welke in lengte 26x13x6,5 cm . Het gaat om zogenaamde kloostermoppen. Deze stenen zijn hoogstwaarschijnlijk lokaal vervaardigd in veldovens. Voor het maken van grote hoeveelheden baksteen moest wel vooraf een plan opgesteld worden. Aangezien de ovens alleen in de droge maanden productie draaiden. Naast baksteen bestaan de buitenmuren van het gebouw uit blokken witgeel zandsteen, waar zo nu en dan ijzeraders in te ontwaren zijn. Het zandsteen is afkomstig van een plaats elders in het Oversticht, namelijk Bentheim. Het hele gebouw bestaat uit twee vleugels, waarbij een lange en een iets korte vleugel worden onderscheidden. Het geheel is daarmee in een L-vorm gebouwd. Opvallend is dat de buitengevel versierd is. De ornamentele gevel is net als een deel van de buitenmuur uitgevoerd in zandsteen. Op de gevel zijn allerlei vormen zichtbaar die ontworpen zijn door architecten met een zachte tongval. Vermoedelijk komen ze uit de Zuidelijke Nederlanden, waar ook Karel V woont. Zijn ontwerp is een combinatie van de op dat moment alom vertegenwoordigde gotiek en een nieuwe stijl, genaamd Renaissance. De nieuwe stijl betekend vrij vertaald: ‘wedergeboorte’ en is gebaseerd op de oude bouwtraditie van de Grieken en Romeinen. Allerlei klassieke elementen komen terug in deze bouwstijl.
Zo zijn er bijvoorbeeld driehoekige stenen met daarop de afbeelding van schelpen en figuren te zien. Een ander belangrijk klassiek element zijn de pilasters. Dit zijn uitstekende delen van een muur. De steenhouwers zijn nog niet gewend aan het maken van deze objecten, de verhouding klopt namelijk niet helemaal. Voor het dak worden ladingen leiplaten aangevoerd via de rivier. De platen worden overlappend gelegd zodat het binnen droog blijft. Bovenop dit dak worden ronde zandstenen kogels geplaatst. Ten westen van het eiland wordt een tweede eiland aangelegd. Hier woont het personeel en het vee. De eilanden worden onderling verbonden door een brug. Rondom de gebouwen liggen twee grachten, waarvan één al om de oude spieker lag. De binnenste gracht heeft een concentrische vorm. In aanloop naar het gebouw wordt een weg aangelegd, waarlangs bomen worden geplant. Aan de overzijde van de zuid gracht staat prominent een mooie monumentale poort .
Unico I Ripperda verbouwt het gebouw vermoedelijk ingrijpend aan het begin van de 17e eeuw. De verbouwing is deels noodzakelijk vanwege een brand die deels het gebouw verwoest. Mogelijk wordt in deze periode de noord en oostelijke binnenmuur uitgebroken en wijzigt de vorm van een L-vorm naar een vierkante vorm. Het verschil is merkbaar doordat de nieuwe muren veel dunner zijn dan de oude muren. De periode tot aan de sloop in 1821 is al besproken. Niet alles wordt direct gesloopt. Een klein boeren erfje blijft achter. De monumentale poort ontsnapt aan de sloopkogel door eerst naar Borne en later naar landgoed ’t Stroot in Enschede te verhuizen .
Nasleep
In 1830 wordt het resterende stuk grond verdeeld en vervolgens verkocht. Burgemeester Jan Dijk koopt dan stukken grond aan. Na zijn overlijden wordt de grond in 1849 weer doorverkocht aan de fabrikanten Godfried en Hein Salomonson uit Almelo. De broers Salomonson bouwen op het terrein een nieuwe boerderij die de naam ‘Hengeler weide’ meekrijgt. Tijdens de bouwwerkzaamheden worden enige grachten gedempt en verder wordt het terrein deels opnieuw verkaveld. Het boerenerfje wat is blijven staan na de sloop in 1821 bestaat in deze periode
ook nog en wordt het ‘huis te Hengel’ genoemd. Op het einde van de 19e eeuw worden delen van het terrein door de familie Salomonson doorverkocht en uiteindelijk in 1915 wordt het resterende gedeelte doorverkocht aan de N.V. Hengelosche Electrische en Mechanische Apparaten Fabriek, afgekort Heemaf, verkocht. Het terrein krijgt een industriële bestemming. Binnen de fabrieken vindt menig Hengeloër in de jaren daarna een baan. Sinds het verdwijnen van het huys is er veel veranderd in Hengelo. Het kleine dorpje, met als blikvanger het huys, is uitgegroeid tot een grote stad. De groei is het gevolg van de komst van verschillende grote bedrijven. De herinneringen aan het huys vervagen. De laatste mensen die zich het gebouw nog kunnen herinneren sterven allemaal, één voor één, tot er niemand meer is. Naast een industriële metamorphose veranderd de hengelose binnenstad aanzienlijk door de verwoestende bombardementen tijdens de tweede wereldoorlog. In de jaren na de oorlog is men druk bezig met de wederopbouw en wil men liever niet terugkijken. Het gebouw verdwijnt zo steeds verder uit het collectieve geheugen. Af en toe worden spectaculaire vondsten verzameld uit de bodem onder het Heemaf complex. Zo wordt begin jaren ‘60 een complete halfronde kacheltegel waarop de afbeelding van apostel Jacobus de meerdere te zien is, door dhr. Nadorp gevonden. De werklieden malen niet om de vondsten en geven deze zo mee. Een omslag in denken volgt in de jaren 70. In 1977 staan er bodemverstorende werkzaamheden gepland in het complex. Men wil hier een slingerbunker aanleggen. Vrijwilligers, onder leiding van dhr. Piet Hamer krijgen toestemming de werkzaamheden te begeleiden. De vrijwilligers hebben twee jaar daarvoor de oudheidkamer Hengelo, ook wel ‘Oald Hengel’ genaamd, opgericht. Tijdens het onderzoek worden daadwerkelijk vondsten gedaan welke in de periodieken uit die tijd uitvoerig worden besproken. Een tweede opgraving volgt vijf jaar later in 1982 centraal op de naastgelegen oude begraafplaats. Hierbij worden de korte zijden van de kerk blootgelegd en daarnaast worden vele losse vondsten verzameld. Begin jaren 90 volgt de afbraak van Heemaf en al snel worden plannen ontwikkeld voor nieuwbouw. Gezien de ligging in het centrum veranderd de bestemming van industrieel naar wonen. Voorafgaand aan de nieuwbouw wordt in 1995 een archeologisch onderzoek uitgevoerd om te kijken wat de staat is van eventuele archeologische resten.